Archeologievriendelijk bouwen  

Regelmatig komen er bij onze specialisten vragen voorbij over archeologievriendelijk bouwen. Maar wat is dat nu eigenlijk? Kortgezegd komt het erop neer dat bij bouwwerkzaamheden bodemingrepen tot het minimum beperkt blijven waardoor archeologische resten in de bodem bewaard blijven. Strikt genomen zou dit uitgebreid kunnen worden tot alle bodemingrepen. Archeologievriendelijk werken is daarom een betere term. 

Behoud in de bodem

De Nederlandse archeologische monumentenzorg heeft als een van de belangrijkste doelen het behoud van archeologische vindplaatsen in de bodem, oftewel behoud in situ. De archeologische waarden blijven in dezelfde staat in de bodem behouden, dus zonder achteruitgang van kwaliteit, en worden niet opgegraven.

Een opgraving is namelijk onomkeerbaar: wat opgegraven is, is gedocumenteerd, maar niet bewaard. Door behoud in situ blijven de archeologische waarden beschikbaar voor komende generaties en toekomstig wetenschappelijk onderzoek. Met nieuwe technieken en nieuwe onderzoeksvragen kan dan meer informatie uit het bodemarchief worden gehaald.

Daarom is het beleid, in tegenstelling tot wat veel mensen denken, om het aantal opgravingen terug te dringen of in elk geval te beperken. Wanneer behoud in situ niet mogelijk blijkt, rest niets anders dan het behouden van de vindplaats ex situ door middel van een opgraving. Hierdoor gaat de kennis niet verloren, maar is deze niet meer aanwezig op de oorspronkelijke locatie.  

De verstoorder betaalt

Om het behoud in situ aan te moedigen is één van de uitgangspunten van de Wet op de archeologische monumentenzorg het ‘verstoorder-betaalt-principe’. Hierbij draait de initiatiefnemer van het project volledig op voor de kosten van het archeologische onderzoek.

In de praktijk kunnen plannen echter vaak moeilijk gewijzigd worden en zijn de onderzoekskosten vaak onvoldoende stimulans om de archeologische waarden ongemoeid te laten.

Hiermee wordt echter wél gestimuleerd dat er out-of-the-box wordt gedacht en blijkt vaak meer mogelijk dan op voorhand gedacht. Voorbeelden zijn rioolrenovatie van binnenuit (relinen) in plaats van het geheel vervangen van riolering, tracéwijzigingen van kabeltracés, verplaatsen van wadi’s, toepassen van sleuffunderingen in plaats van gehele ontgravingen en in bepaalde gevallen behoort ook archeologievriendelijk bouwen tot de mogelijkheden. 

Archeologievriendelijk werken 

Archeologievriendelijk bouwen betekent bouwen zonder dat archeologische resten worden verstoord. Het erfgoed in de bodem blijft behouden. Onder archeologievriendelijk werken wordt verstaan dat er over de archeologische vindplaats heen wordt gewerkt.

Belangrijk is dan wel dat de archeologische waarden optimaal in situ beschermd blijven onder het bouwplan en er geen degradatie kan plaatsvinden. De vindplaats moet op een later moment alsnog opgegraven kunnen worden.

Dit is echter geen oplossing voor alle situaties en locaties. Locaties die hiervoor in aanmerking komen zijn moeilijk bereikbare locaties (zoals op grote diepte of in stadskernen), locaties met een lage archeologische waarde en locaties met een hoge waarde, maar een beperkte kwetsbaarheid. Locaties die ongeschikt zijn voor archeologievriendelijk bouwen zijn archeologische toplocaties (zoals monumenten), (mogelijke) begraafplaatsen en andere kwetsbare locaties. 

Toepassingen

Toepassingen waarbij ingezet kan worden op archeologievriendelijk werken zijn herbouw op bestaande funderingen, vergravingen, ophogingen, heipalen en waterhuishouding: 

Herbouw  

Bij de sloop van bestaande bebouwing komt het regelmatig voor dat zich oudere resten onder de huidige fundering bevinden. Vooral in binnensteden komt dit regelmatig voor. Door ervoor te kiezen om bestaande funderingen te hergebruiken wordt de bodemingreep tot het uiterste minimum beperkt, waardoor een eventueel archeologisch onderzoek veel kleiner zal uitvallen dan anders het geval zou zijn geweest. Hierdoor wordt tijd, geld en archeologie bespaard. 

Vergravingen 

Daar waar bodemingrepen plaatsvinden kan er gekozen worden voor ingrepen met een beperktere oppervlakte of diepte. Voorbeelden zijn het toepassen van een sleuvenfundering in plaats van de gehele ontgraving van de bouwkuip bij nieuwbouw van woningen, het leggen van kabels/leidingen/riolering in bestaande tracés of de ingrepen ondieper uitvoeren zodat men boven het archeologische niveau blijft. Hierbij dient wel rekening gehouden te worden met een bufferzone van tenminste 30 cm boven het archeologische niveau. 

Ophogingen 

Het ophogen van een plangebied werkt niet altijd, omdat het afhankelijk is van de aard van de aanwezige ondergrond. Op zandgronden zijn de risico’s beperkt, maar bij een slappere ondergrond, zoals bij klei en veen, kunnen zich verschillende problemen voordoen. Zo kan een ongelijkmatige zetting ontstaan wanneer zich onder het archeologische niveau sterk samendrukbare lagen bevinden. Bij een ongelijkmatige belasting kan dit resulteren in vervormingen en schade toebrengen aan archeologische resten. Verder kunnen ophogingen in gebieden met klei leiden tot verblauwing van de ondergrond, waardoor de zichtbaarheid van archeologische sporen drastisch afneemt. Tenslotte kan na ophogen verticale drainage noodzakelijk zijn, waarvoor talloze drainagebuizen benodigd zijn. Alhoewel deze buizen individueel minimale verstoringen zullen opleveren, zal toekomstig archeologisch onderzoek lastiger worden doordat er niet tussen de drainagebuizen gewerkt kan worden. Het verwijderen van de buizen trekt sporen door de bodem en beschadigd aanwezige archeologische resten.  

Heipalen 

Heipalen zijn er in vele soorten en maten, maar kunnen worden onderverdeeld in twee typen: geslagen (grondverdringend) en geschroefde (grondvervangend) palen. Bij de toepassing van heipalen is een zekere mate van verstoring onvermijdelijk en dient een afweging te worden gemaakt tussen de mate van verstoring en informatieverlies. Doorgaans is dit beperkt, maar het hangt af van het paaltype en het bodemtype.  

De grondverdringende palen hebben voor wat archeologie betreft de voorkeur. Onderzoek heeft aangetoond dat dit type palen aanzienlijk minder verstoring oplevert dan aanvankelijk werd gedacht. De archeologische resten worden weliswaar weggedrukt in de directe omgeving van de heipaal (drag-down), maar blijven wél aanwezig in de bodem .

Grondvervangende palen daarentegen vervangen de grond door de paal met als gevolg dat de archeologische resten verdwijnen. Daarbij komt dat de diameter van grondverdringende palen over het algemeen kleiner is, dan die van grondvervangende palen. 

De belangrijkste factor en tegelijkertijd de grootste logistieke belemmering zijn de hoeveelheid palen en het palenplan. De onderlinge afstand is van groot belang als een vindplaats op een later moment opgegraven moet worden. Er moet minimaal 4 meter ruimte zitten tussen de palen zodat een grote graafmachine er tussendoor past.

Een andere mogelijkheid is om een strook op te offeren met een hogere dichtheid palen op voorwaarde dat er tussen de stroken palenrijen de benodigde ruimte blijft. Binnen een palenplan zou er ook gekozen kunnen worden voor het hergebruik van reeds aanwezige palen. 

Ook is het verstandig om in de omgevingsvergunning op te nemen dat bij sloop de heipalen niet uitgetrokken mogen worden. Het uittrekken leidt namelijk tot een aanzienlijke verstoring van de bodem, zeker bij palen met een verbrede voet. In plaats van uittrekken kan er voor gekozen worden om de palen af te zagen. 

Waterhuishouding 

De uitgevoerde werkzaamheden mogen niet van invloed zijn op de grondwaterstand. Schommelingen in de grondwaterstand of een verlaging, ook als dit in de nabije toekomst plaatsvindt, kunnen van negatieve invloed zijn op de conservering van aanwezige archeologische resten. Wanneer het aannemelijk is dat de ingrepen van negatieve invloed zullen zijn op het niveau van de grondwaterstand is er dus geen sprake van behoud in situ. In een dergelijke situatie is de enige mogelijkheid het behouden van de vindplaats ex situ door middel van een opgraving. 

Maatwerk 

Bouwen en tegelijkertijd het bodemarchief behouden is een uitdaging en dat betekent dat een archeologievriendelijk bouwplan altijd maatwerk is. De plannen dienen rekening te houden met de specifieke archeologische waarden op specifieke locaties. Helaas betekent dit ook dat het niet voor alle locaties altijd geschikt of wenselijk is.

Bij archeologievriendelijk werken moet rekening gehouden worden met de handhaving van de functie archeologie in het omgevingsplan, omdat aanwezige archeologisch waarden anders bij toekomstige bodemingrepen verloren kunnen gaan. De archeologie blijft immers in de ondergrond aanwezig. 

Het is verstandig om de archeologisch specialist vanaf de voorbereidende planfase aan te haken bij de totstandkoming en uitvoering van een archeologievriendelijk bouwplan, zodat kostenbesparend gewerkt kan worden.

Praktijkvoorbeelden wijzen uit dat die samenwerking goede resultaten kan opleveren. Archeologievriendelijke aanpassingen zijn technisch mogelijk en hoeven het bouwplan niet duurder te maken. In sommige gevallen kan het zelfs kostenbesparend werken. Bijvoorbeeld omdat kostbare opgravingen voorkomen kunnen worden of omdat bouwconstructies lichter worden uitgevoerd.  

Meer weten? 

Wil je meer weten, dan is er een “Handreiking Archeologievriendelijk bouwen” van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed beschikbaar. Helaas is deze gedateerd waardoor niet alles meer van toepassing is. Een herziende versie met de laatste inzichten over archeologievriendelijk bouwen staat gepland voor de zomer van 2025. Mochten er nog verdere vragen zijn, dan kan je gerust contact met ons opnemen.